De twee engelen kwamen ’s avonds in Sodom aan. Lot zat juist in de stadspoort. Zodra hij hen zag stond hij op, ging hun tegemoet en boog zich diep voor hen neer. ‘Heren,’ zei hij, ‘komt u toch mee. Het huis van uw dienaar staat voor u open; overnacht daar en was er uw voeten. Dan kunt u morgenvroeg uw weg vervolgen.’ ‘Nee, dank u,’ antwoordden ze, ‘we overnachten wel op het plein.’ Omdat hij echter sterk bleef aandringen, gingen ze met hem mee naar zijn huis. Daar maakte hij een maaltijd voor hen klaar; hij bakte brood en ze aten bij hem.

Maar nog voordat Lot en zijn gasten konden gaan slapen, liepen alle mannen van Sodom bij Lots huis te hoop, jong en oud, niemand uitgezonderd. ‘Waar zijn die mannen die bij je overnachten?’ riepen ze Lot toe. ‘Breng ze naar buiten, we willen ze nemen!’ Lot ging naar buiten en deed de deur achter zich dicht. ‘Maar vrienden, zoiets kunnen jullie toch niet doen!’ zei hij. ‘Luister, ik heb twee dochters die nog nooit met een man geslapen hebben. Die zal ik bij jullie brengen, doe met hen wat jullie willen. Maar laat die mannen met rust, ik heb hun niet voor niets een veilig onderkomen geboden.’ Maar ze schreeuwden:

‘Uit de weg!’ Ook riepen ze:

‘Dat woont hier als vreemdeling en moet ons zo nodig de wet voorschrijven. Wacht maar, jij zult er ook van lusten, en nog meer dan zij!’ En ze drongen Lot ruw opzij en wilden de deur openbreken. Maar de twee mannen trokken Lot het huis in en deden de deur weer dicht, en ze sloegen alle mannen die bij de ingang van het huis waren, jong en oud, met blindheid, zodat ze tevergeefs probeerden de ingang te vinden.

Daarna vroegen ze aan Lot:

‘Hebt u hier nog meer familie? Zonen, dochters, een schoonzoon, ga met iedereen die bij u hoort weg uit deze stad. Wij staan namelijk op het punt deze stad te verwoesten:

er zijn zulke ernstige beschuldigingen tegen haar ingebracht dat de HEER ons hierheen heeft gestuurd om haar te verwoesten.’ Lot ging naar zijn schoonzoons, de mannen die met zijn dochters zouden trouwen, en zei tegen hen:

‘Vlug, weg uit deze stad, want de HEER gaat haar verwoesten.’ Maar zijn schoonzoons namen hem niet serieus.

Loading

Lees ook deze Berichten:

Genesis 6:5-22 Noach 1
Genesis 30:33-43 Jakob bij Laban 6
Genesis 32:2-16 Jakob oog in oog met Esau 1
Genesis 35:1-15 Jakob opnieuw in Betel 1
Genesis 45:1-9 Jozefs broers opnieuw in Egypte 7
Genesis 33:12-17 Jakob oog in oog met Esau 5
Genesis 27:1-19 Jakob ontneemt Esau de zegen 2
Genesis 22:1-14 Abraham op de proef gesteld 1
Genesis 19:15-26 Sodom en Gomorra 5
Genesis 47:28-31 Jakobs levenseinde 1
Genesis 10:21-32 Nakomelingen van Noachs zonen 2
Genesis 38:24-30 Juda en Tamar 3
Genesis 29:15-30 Jakob bij Laban 2
Genesis 43:15-25 Jozefs broers opnieuw in Egypte 2
Genesis 23:10-20 Koop van een familiegraf 2
Genesis 45:21-28 Jozefs broers opnieuw in Egypte 9
Genesis 2:1-4 De schepping van hemel en Aarde 3
Genesis 24:58-67 Een vrouw voor Isaak 5
Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1
Genesis 41:47-57 De droom van de farao 4
Genesis 38:1-14 Juda en Tamar 1
Genesis 8:1-14 Noach 4
Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2
Genesis 15:12-21 Abrams visioen 2
Genesis 23:1-9 Koop van een familiegraf 1
Genesis 31:1-16 Jakob bij Laban 7
Genesis 39:1-8 Jozef en de vrouw van Potifar 1
Genesis 40:1-15 De dromen van schenker en bakker 2
Genesis 27:20-33 Jakob ontneemt Esau de zegen 3
Genesis 34:25-31 Dina en Sichem 4
Genesis 7:1-16 Noach 2
Genesis 41:34-46 De droom van de farao 3
Genesis 36:31-43 Nakomelingen van Esau 3
Genesis 44:1-13 Jozefs broers opnieuw in Egypte 4
Genesis 25:12-18 Nakomelingen van Ismaël
Genesis 39:21-23 De dromen van schenker en bakker ...
Genesis 6:1-4 Vermenging van goden en mensen
Genesis 24:45-57 Een vrouw voor Isaak 4
Genesis 17:1-14 Verbond tussen God en Abram 1
Genesis 37:12-25 Jozef verkocht en naar Egypte geb...
Genesis 28:1-9 Jakob ontneemt Esau de zegen 5
Genesis 21:22-34 Bondgenootschap met Abimelech
Genesis 11:10-26 Van Sem tot Abram
Genesis 22:15-19 Abraham op de proef gesteld 2
Genesis 32:17-22 Jakob oog in oog met Esau 2
Genesis 15:1-11 Abrams visioen 1
Genesis 45:10-20 Jozefs broers opnieuw in Egypte 8
Genesis 16:1-16 De geboorte van Ismaël
Genesis 17:15-27 Verbond tussen God en Abram 2
Genesis 49:1-15 Jakobs levenseinde 4
Genesis 42:29-38 Jozefs broers in Egypte 3
Genesis 11:1-9 Babel
Genesis 38:15-23 Juda en Tamar 2
Genesis 36:1-19 Nakomelingen van Esau 1
Genesis 31:31-42 Jakob bij Laban 9
Genesis 24:31-44 Een vrouw voor Isaak 3
Genesis 22:20-24 Nakomelingen van Nachor
Genesis 18:1-15 Sodom en Gomorra 1
Genesis 24:1-14 Een vrouw voor Isaak 1
Genesis 5:21-32 Van Adam tot Noach 2
Genesis 25:19-34 Jakob en Esau
Genesis 30:1-18 Jakob bij Laban 4
Genesis 46:31-34 Jakob met al zijn nakomelingen na...
Genesis 26:12-22 Isaak en Rebekka in Gerar 2
Genesis 3:1-13 De tuin van Eden 3
Genesis 26:23-33 Isaak en Rebekka in Gerar 3
Genesis 27:34-46 Jakob ontneemt Esau de zegen 4
Genesis 20:8-18 Abraham en Sara bij Abimelech 2
Genesis 28:10-22 Jakobs droom in Betel
Genesis 36:20-30 Nakomelingen van Esau 2
0Shares